Joodse denkers 26 maart – 7 mei
26 maart 202: Naud van der Ven over Levinas
Volgens de gangbare interpretatie van Levinas zou er eigenlijk geen sprake kunnen zijn van wij/zij, van een in-group en een out-group, omdat je – volgens die opvatting – in iedereen de Ander tegenkomt. Je bent voor iedereen eindeloos verantwoordelijk, dus dan kun je geen onderscheid meer maken. Van der Ven vindt dit een overspannen opvatting van Levinas en kan er niet veel mee. Hij betoogt dat je Levinas ook niet zo hóeft te interpreteren. Hij stelt een andere benadering voor en laat zien dat op die manier het denken van Levinas in praktisch en politiek opzicht van betekenis kan zijn.
Naud van der Ven studeerde geschiedenis en semitistiek. Hij promoveerde in 2006 op organisatieverandering in het licht van de filosofie van Emmanuel Levinas en geeft regelmatig lezingen en workshops over het denken van deze filosoof.
16 april: Kees Kok over Franz Rosenzweig
Franz Rosenzweig (1886-1929) heeft in 1913 serieus overwogen om zich, net als veel andere geassimileerde Joden te laten dopen, maar daar kwam hij snel van terug. Hij vond het feitelijk overbodig. Want, zo zei hij, de Joden waren immers altijd al daar, waar de christenen via Jezus wilden komen: ‘bij de Vader’. Hij bleef Jood en heeft zich de rest van zijn leven sterk gemaakt voor de Joodse Bildung. Het bekendste en belangrijkste (en moeilijkste) werk van Franz Rosenzweig is Der Stern der Erlösung (1921). Dat eindigt met de woorden ‘ins Leben’, het leven in. Dat zag Rosenzweig voortaan als zijn opdracht: de Joodse levensleer vertalen naar het leven van alledag. In 1920 begon hij in Frankfurt daartoe zijn Freies Jüdisches Lehrhaus. Aan dat leerhuis is ook de Ekklesia in zekere zin schatplichtig.
23 april: Colet van der Ven over Imre Kertész
De Hongaars-joodse schrijver Imre Kertész kreeg in 2002 de Nobelprijs voor zijn romans, essaybundels en dagboekaantekeningen. Een oeuvre dat, in de woorden van Michael Zeeman, “zo geconcentreerd is als zonlicht dat door een vergrootglas valt en op de huid brandt”. Een oeuvre waarin Auschwitz – en de (on)mogelijkheid daar iets over te zeggen – de rode draad vormt. Een oeuvre dat bol staat van de paradoxen en weerbarstig, duister en indrukwekkend is. Het oeuvre van een mysticus?
30 april: Alex van Heusden over Walter Benjamin
Walter Benjamin (1892-1940) was een filosoof en cultuurcriticus die nooit in aanmerking kwam voor een academische loopbaan en nergens echt thuis was. Een Jood die noodgedwongen Duitsland verliet na de machtsovername door de nazi’s. Pas lang na zijn dood kwam de waardering voor het veelzijdige, uiterst scherpzinnige oeuvre dat hij tot stand had gebracht. Over een ‘betere toekomst’ voor deze wereld was hij niet optimistisch. Maar messiaans verlangen heeft hem nooit verlaten.
7 mei: Judith Frishman over Samuel Hirsch
Judith Frishman is emerita hoogleraar Joodse studies. Ze deed – en doet – met name onderzoek naar het moderne Jodendom, vanaf de negentiende eeuw tot nu, en zal bij ons spreken over een denker uit de negentiende eeuw, Samuel Hirsch (1815-1889): rabbijn en filosoof, eerst in Duitsland en later in Amerika. Frishman redigeerde een onlangs verschenen boek over hem, met als ondertitel: Philosopher of Religion, Advocate of Emancipation and Radical Reformer. Naar aanleiding van zijn leven en werk zal Judith spreken over het thema tolerantie.